Wet betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de 25 octobre 2016

TITEL 1. - Doel en definities

Artikel 1. § 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

§ 2. Deze wet regelt:

  1. de toegang tot de beleggingsactiviteiten en tot de verlening van beleggingsdiensten;

  2. de vergunningsprocedure, de vergunningsvoorwaarden, de bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden voor en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;

  3. de beleggersbeschermingsregeling waaraan de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de beheervennootschappen van AICB's en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging moeten deelnemen;

  4. de toegang tot de deviezenhandel.

    § 3. Deze wet zorgt voor de gedeeltelijke omzetting van de volgende Richtlijnen:

    - Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG;

    - Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad;

    - Richtlijn 2011/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 houdende wijziging van de Richtlijnen 98/78/EG, 2002/87/EG, 2006/48/EG en 2009/138/EG betreffende het aanvullende toezicht op financiële entiteiten in een financieel conglomeraat;

    - Richtlijn 97/9/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels.

    Art. 2. Voor de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder:

  5. beleggingsdiensten en -activiteiten: iedere hierna genoemde dienst of activiteit die betrekking heeft op financiële instrumenten:

    1. het ontvangen en doorgeven van orders met betrekking tot één of meer financiële instrumenten, met inbegrip van het met elkaar in contact brengen van twee of meer beleggers waardoor tussen deze beleggers een verrichting tot stand kan komen;

    2. het uitvoeren van orders voor rekening van cliënten;

    3. het handelen voor eigen rekening;

    4. vermogensbeheer;

    5. beleggingsadvies;

    6. het overnemen van financiële instrumenten en/of plaatsen van financiële instrumenten met plaatsingsgarantie;

    7. het plaatsen van financiële instrumenten zonder plaatsingsgarantie;

    8. het uitbaten van multilaterale handelsfaciliteiten;

  6. nevendienst: iedere hierna genoemde dienst:

    1. bewaring en beheer van financiële instrumenten voor rekening van cliënten, met inbegrip van bewaarneming en daarmee samenhangende diensten zoals contanten- en/of zekerhedenbeheer;

    2. het verstrekken van kredieten of leningen aan een belegger om deze in staat te stellen een transactie in één of meer financiële instrumenten te verrichten, bij welke transactie de onderneming die het krediet of de lening verstrekt, betrokken is;

    3. advisering aan ondernemingen inzake kapitaalstructuur, bedrijfsstrategie en daarmee samenhangende aangelegenheden, alsmede advisering en dienstverrichting op het gebied van fusies en overnames van ondernemingen;

    4. valutawisseldiensten voor zover deze samenhangen met het verrichten van beleggingsdiensten;

    5. onderzoek op beleggingsgebied en financiële analyse of andere vormen van algemene aanbevelingen in verband met transacties in financiële instrumenten;

    6. diensten in verband met het overnemen van financiële instrumenten;

    7. de hierboven bedoelde beleggingsdiensten en -activiteiten alsmede nevendiensten die verband houden met de onderliggende waarde van de derivaten, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1°, e), f), g) en j) van de wet van 2 augustus 2002, wanneer verstrekt in samenhang met de verstrekking van beleggings- en nevendiensten;

  7. financieel instrument: de instrumenten zoals gedefinieerd in artikel 2, eerste lid,1°, van de wet van 2 augustus 2002;

  8. effecten: de effecten zoals gedefinieerd in artikel 2, eerste lid, 31°, van de wet van 2 augustus 2002;

  9. geldmarktinstrumenten: de instrumenten zoals gedefinieerd in artikel 2, eerste lid, 32°, van de wet van 2 augustus 2002;

  10. uitvoering van orders voor rekening van cliënten: optreden om overeenkomsten te sluiten tot verkoop of aankoop van één of meer financiële instrumenten voor rekening van cliënten;

  11. handelen voor eigen rekening: met eigen kapitaal handelen in één of meer financiële instrumenten, hetgeen resulteert in het uitvoeren van transacties;

  12. vermogensbeheer: het per cliënt op discretionaire basis beheren van portefeuilles op grond van een door de cliënten gegeven opdracht, voor zover die portefeuilles één of meer financiële instrumenten bevatten;

  13. beleggingsadvies: het doen van gepersonaliseerde aanbevelingen aan een cliënt, hetzij op diens verzoek hetzij op initiatief van de beleggingsonderneming, met betrekking tot één of meer verrichtingen die betrekking hebben op financiële instrumenten;

  14. gepersonaliseerde aanbeveling: een aanbeveling die wordt voorgesteld als een aanbeveling die geschikt is voor de betrokken persoon, of berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden en als oogmerk heeft dat één van de volgende reeks stappen wordt gezet:

    - een bepaald financieel instrument wordt gekocht, verkocht, geruild, te gelde gemaakt, gehouden, overgenomen of er wordt daarop ingetekend;

    - een aan een bepaald financieel instrument verbonden recht wordt uitgeoefend of juist niet uitgeoefend om een financieel instrument te kopen, te verkopen, te ruilen, te gelde te maken of daarop in te tekenen.

    Een aanbeveling is geen gepersonaliseerde aanbeveling als deze uitsluitend via distributiekanalen, in de zin van artikel 2, eerste lid, 26°, van de wet van 2 augustus 2002, of aan het publiek wordt gedaan;

  15. cliënt: iedere natuurlijke of rechtspersoon voor wie een beleggingsonderneming beleggingsdiensten en/of nevendiensten verricht;

  16. professionele cliënt: de professionele cliënten zoals gedefinieerd in artikel 2, eerste lid, 28°, van de wet van 2 augustus 2002;

  17. niet-professionele cliënt: de cliënt die niet als een professionele cliënt wordt behandeld;

  18. multilaterale handelsfaciliteit (Multilateral trading facility - MTF): een door een beleggingsonderneming, een kredietinstelling of een marktonderneming geëxploiteerd multilateraal systeem dat verschillende koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot financiële instrumenten - binnen dit systeem en volgens niet-discretionaire regels - samenbrengt op zodanige wijze dat er een overeenkomst uit voortvloeit overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk II van de wet van 2 augustus 2002 of titel II van de Richtlijn 2004/39/EG;

  19. systematische internaliseerder: een beleggingsonderneming die op een georganiseerde, frequente en systematische wijze voor eigen rekening cliëntenorders uitvoert buiten een gereglementeerde markt of een MTF;

  20. market maker: een persoon die op de financiële markten doorlopend blijk geeft van de bereidheid voor eigen rekening en met eigen kapitaal te handelen door financiële instrumenten tegen door hem vastgestelde prijzen te kopen en te verkopen;

  21. lidstaat: een Staat die partij is bij het Akkoord betreffende de Europese Economische Ruimte (EER);

  22. derde land: een Staat die geen partij is bij het Akkoord betreffende de Europese Economische Ruimte;

  23. lidstaat van herkomst:

    1. indien de beleggingsonderneming een natuurlijke persoon is, de lidstaat waar deze persoon zijn hoofdkantoor heeft;

    2. indien de beleggingsonderneming een rechtspersoon is, de lidstaat waar haar statutaire zetel is gelegen;

    3. indien de beleggingsonderneming overeenkomstig haar nationale wetgeving geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar haar hoofdkantoor is gelegen;

  24. lidstaat van ontvangst: de lidstaat die niet de lidstaat van herkomst is en waar de beleggingsonderneming een bijkantoor heeft of diensten en/of activiteiten verricht;

  25. bevoegde autoriteit: de FSMA, de Bank of de buitenlandse autoriteiten die elke lidstaat overeenkomstig artikel 48 van de Richtlijn 2004/39/EG aanwijst, tenzij in de Richtlijn anders is gespecifieerd;

  26. kredietinstelling: iedere instelling bedoeld in Boek II en in de Titels I en II van Boek III van de wet van 25 april 2014;

  27. beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging: een beheervennootschap in de zin van artikel 3, 12° van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvordering;

  28. beheerder van AICB's: een beheerder van alternatieve instellingen voor collectieve belegging in de zin van artikel 3, 13°, van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders;

  29. verbonden agent: een natuurlijke of rechtspersoon die, onder de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van slechts één beleggingsonderneming voor rekening waarvan hij optreedt de beleggings- en/of nevendiensten bij cliënten of potentiële cliënten promoot, instructies of orders van cliënten met betrekking tot beleggingsdiensten of financiële instrumenten ontvangt en doorgeeft, financiële instrumenten plaatst en/of advies verstrekt aan cliënten of potentiële cliënten met betrekking tot deze financiële instrumenten of diensten;

  30. bijkantoor: een bedrijfszetel die niet het hoofdkantoor is en die een onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid vormt van een beleggingsonderneming en beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten verricht, en ook nevendiensten kan verrichten waarvoor de beleggingsonderneming een vergunning heeft gekregen; alle bedrijfszetels in eenzelfde lidstaat van een beleggingsonderneming met hoofdkantoor in een andere lidstaat worden als één enkel bijkantoor beschouwd;

  31. gekwalificeerde deelneming: het rechtstreeks of...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT