Arrest nr. 62/2000 van 30 mei 2000 Rolnummers 1816 en 1817 In zake : de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van de artikelen 10 en 11 van de wet van 25 maart 1999 betreffende de hervorming van de

Arrest nr. 62/2000 van 30 mei 2000

Rolnummers 1816 en 1817

In zake : de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van de artikelen 10 en 11 van de wet van 25 maart 1999 betreffende de hervorming van de gerechtelijke kantons, ingesteld door de gemeente Sint-Pieters-Leeuw en anderen, en de Vlaamse Regering.

Het Arbitragehof,

samengesteld uit de voorzitters G. De Baets en M. Melchior, en de rechters H. Boel, L. François, P. Martens, J. Delruelle, E. Cerexhe, A. Arts, M. Bossuyt en E. De Groot, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter G. De Baets,

wijst na beraad het volgende arrest :

I. Onderwerp van de beroepen

Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 22 november 1999 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 23 november 1999, zijn beroepen tot gedeeltelijke vernietiging ingesteld van de artikelen 10 en 11 van de wet van 25 maart 1999 betreffende de hervorming van de gerechtelijke kantons (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 22 mei 1999), door :

- de gemeente Sint-Pieters-Leeuw, Pastorijstraat 21, 1600 Sint-Pieters-Leeuw, P. Collier, wonende te 9500 Geraardsbergen, Edingsesteenweg 251, D. De Greef, wonende te 1600 Sint-Pieters-Leeuw, Jan Vanderstraetenstraat 56, R.M. De Puydt, wonende te 1700 Dilbeek, H. Moeremanslaan 2, L. Van Bever, wonende te 1750 Lennik, Keurebeekveldlos 7, en H. Verbaanderd, wonende te 1600 Sint-Pieters-Leeuw, Hemelrijkstraat 114;

- de Vlaamse Regering, Martelaarsplein 19, 1000 Brussel.

Bij dezelfde verzoekschriften vorderden de verzoekende partijen eveneens de gedeeltelijke schorsing van voormelde wetsbepalingen. Bij arrest nr. 16/2000 van 2 februari 2000 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 april 2000) heeft het Hof die vorderingen tot schorsing verworpen.

Die zaken zijn ingeschreven respectievelijk onder de nummers 1816 en 1817 van de rol van het Hof.

II. De rechtspleging

Bij beschikkingen van 15 november 1999 heeft de voorzitter in functie voor ieder van beide zaken de rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.

De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was om in de respectieve zaken artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen.

Bij beschikking van 25 november 1999 heeft het Hof de zaken samengevoegd.

Bij beschikking van 2 december 1999 heeft voorzitter G. De Baets de zaken voorgelegd aan het Hof in voltallige zitting.

Van de beroepen is kennisgegeven overeenkomstig artikel 76 van de organieke wet bij op 3 december 1999 ter post aangetekende brieven; bij dezelfde brieven is kennisgegeven van de beschikking tot samenvoeging.

Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 7 december 1999.

De Ministerraad, Wetstraat 16, 1000 Brussel, heeft een memorie ingediend bij op 19 januari 2000 ter post aangetekende brief.

Van die memorie is kennisgegeven overeenkomstig artikel 89 van de organieke wet bij op 31 januari 2000 ter post aangetekende brieven.

De verzoekende partijen hebben een gemeenschappelijke memorie van antwoord ingediend bij op 1 maart 2000 ter post aangetekende brief.

Bij beschikking van 27 april 2000 heeft het Hof de termijn waarbinnen het arrest moet worden gewezen, verlengd tot 22 november 2000.

Bij beschikking van 7 maart 2000 heeft het Hof de zaken in gereedheid verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 29 maart 2000.

Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten bij op 8 maart 2000 ter post aangetekende brieven.

Op de openbare terechtzitting van 29 maart 2000 :

- zijn verschenen :

. Mr. P. Van Orshoven, advocaat bij de balie te Brussel, voor de verzoekende partijen;

. Mr. F. Van Nuffel, advocaat bij de balie te Brussel, voor de Ministerraad;

- hebben de rechters-verslaggevers A. Arts en J. Delruelle verslag uitgebracht;

- zijn de voornoemde advocaten gehoord;

- zijn de zaken in beraad genomen.

De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de talen voor het Hof.

III. In rechte

- A -

Ten aanzien van het onderwerp van de beroepen tot vernietiging

A.1. De verzoekende partijen in de zaak nr. 1816 vorderen de vernietiging van de artikelen 10 en 11 van de wet van 25 maart 1999 betreffende de hervorming van de gerechtelijke kantons « in zoverre die artikelen bepalen dat de vrederechter of een plaatsvervangend vrederechter en de hoofdgriffier van het gerechtelijk kanton Herne-Sint-Pieters-Leeuw moeten bewijzen de Franse taal te kennen ».

In de zaak nr. 1817 vraagt de Vlaamse Regering de vernietiging van de artikelen 10 en 11 van de voormelde wet « in zoverre die artikelen bepalen, enerzijds dat de vrederechter of een plaatsvervangend vrederechter en de hoofdgriffier van de gerechtelijke kantons Aat-Lessen en Edingen-Lens moeten bewijzen de Nederlandse taal te kennen, anderzijds dat de vrederechter of een plaatsvervangend vrederechter en de hoofdgriffier van het tweede gerechtelijk kanton Kortrijk, het tweede gerechtelijk kanton Ieper-Poperinge en de gerechtelijke kantons Ronse en Herne-Sint-Pieters-Leeuw moeten bewijzen de Franse taal te kennen ».

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep tot vernietiging in de zaak nr. 1816

A.2.1. De Ministerraad voert aan dat de gemeente Sint-Pieters-Leeuw, eerste verzoekende partij in de zaak nr. 1816, niet doet blijken van het rechtens vereiste belang.

Aangezien niet blijkt hoe de situatie van de gemeente rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt door de bestreden wetsbepalingen, is het verzoekschrift tot vernietiging volgens de Ministerraad niet ontvankelijk in zoverre het uitgaat van de gemeente.

A.2.2. De verzoekende partijen betogen dat reeds in het verzoekschrift is uiteengezet dat de gemeente Sint-Pieters-Leeuw steeds heeft behoord tot een eentalig gerechtelijk kanton, waarin ten aanzien van de vrederechter, de plaatsvervangende vrederechters of de hoofdgriffier nooit enige vereiste van kennis van de tweede landstaal is gesteld. Voortaan moeten twee eentalige gemeenten (Pepingen en Sint-Pieters-Leeuw) met samen 34.000 inwoners worden bediend door een zetel van het nieuwe vredegerecht waarin eentalige kandidaten niet benoemd mogen worden, omdat een andere zetel van dat vredegerecht een faciliteitengemeente (Bever) van 2.000 inwoners moet bedienen. Het ligt voor de hand dat een eentalige gemeente als Sint-Pieters-Leeuw er ten minste moreel belang bij heeft dat zij blijft behoren tot een eentalig gerechtelijk kanton.

Ten aanzien van de middelen

Eerste middel

A.3. In een eerste middel wordt de schending aangevoerd van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, zowel op zichzelf genomen als gelezen in samenhang met artikel 30 ervan, in zoverre de aangevochten bepalingen de vrederechter of een plaatsvervangend vrederechter en de hoofdgriffier van de betrokken gerechtelijke kantons - en dus ook de kandidaten voor die ambten - ertoe verplichten hun kennis van de tweede landstaal te bewijzen, waardoor zij, enerzijds, anders worden behandeld dan dezelfde categorieën van personen in gerechtelijke kantons waarvan het rechtsgebied uitsluitend bestaat uit gemeenten van het Nederlandse of het Franse taalgebied waar de inwoners voor de bedoelde vredegerechten geen faciliteiten in gerechtszaken hebben...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT