Koninklijk besluit betreffende de identificatie en registratie van honden., de 28 mai 2004

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :

  1. Minister : de Minister tot wiens Bevoegdheid de dierenbescherming behoort;

  2. Verantwoordelijke : de persoon, eigenaar of houder van een hond, die er gewoonlijk een onmiddellijk beheer of toezicht op uitoefent;

  3. Erkende dierenarts : dierenarts erkend in uitvoering van artikel 4, vierde lid van de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde;

  4. Erkende inrichting : inrichting erkend overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 17 februari 1997 houdende erkenningsvoorwaarden voor hondenkwekerijen, kattenkwekerijen, dierenasielen, dierenpensions en handelszaken voor dieren, en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren;

  5. Identificatie : het aanbrengen van een individueel, onuitwisbaar en uniek merkteken;

  6. Identificeerder : persoon gemachtigd om een identificatie uit te voeren;

  7. Centrale register : geautomatiseerde gegevensbank waarin de gegevens betreffende de identiteit van een hond en die van zijn verantwoordelijke worden bewaard;

  8. Paspoort : document waarin alle gegevens betreffende de identiteit van een hond en zijn verantwoordelijke worden opgenomen en waarin tevens de gegevens betreffende de gezondheidsstatus van het dier vermeld worden;

  9. Verhandelen : in de handel brengen, te koop aanbieden, tentoonstellen met het oog op verkoop, ruilen, verkopen, ten kosteloze of bezwarende titel afstaan.

    Art. 2. § 1. De verantwoordelijke van een hond moet deze vóór de leeftijd van vier maanden laten identificeren en registreren overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

    De verantwoordelijke van een hond moet deze in elk geval laten identificeren en registreren vooraleer de hond verhandeld wordt.

    § 2. Als bewijs van identificatie geldt het voorlopig identificatiecertificaat dat werd ingevuld overeenkomstig artikel 17. Het model van het voorlopig identificatiecertificaat is vastgelegd in bijlage I bij dit besluit.

    Als bewijs van identificatie en registratie van honden die worden geïdentificeerd en geregistreerd na de inwerkingtreding van dit besluit geldt het paspoort, waarvan het model is vastgelegd in bijlage II bij dit besluit, voorzien van het definitieve identificatie- en registratiecertificaat bedoeld in artikel 19. Het model van het definitieve identificatie- en registratiecertificaat is vastgelegd in bijlage III bij dit besluit.

    § 3. De paspoorten en de voorlopige identificatiecertificaten worden door de beheerder van het centrale register verdeeld aan de erkende dierenartsen en de verenigingen erkend overeenkomstig artikel 8.

    § 4. Het is verboden paspoorten na te maken of te vervalsen, evenals wijzigingen die niet zijn voorzien in dit besluit aan te brengen aan het definitieve identificatie- en registratiecertificaat.

    § 5. Een identificeerder mag geen paspoort afleveren voor een hond waarvoor reeds een paspoort afgeleverd werd.

    § 6. De modaliteiten voor de identificatie en de registratie van de honden bedoeld in artikel 9, § 2 van het koninklijk besluit van 14 november 1993 betreffende de bescherming van proefdieren worden vastgesteld door de Minister.

    Art. 3. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 25, § 1 is het verboden een hond ten kosteloze of bezwarende titel te verwerven die niet overeenkomstig de bepalingen van dit besluit werd geïdentificeerd en geregistreerd en die niet vergezeld gaat van het bewijs van identificatie en registratie zoals bedoeld in artikel 2, § 2, tweede lid.

    HOOFDSTUK II. - Identificatiemethodes.

    Afdeling 1. - Algemeen.

    Art. 4. § 1. De identificatie dient te gebeuren hetzij door tatoeage, hetzij door het inbrengen van een microchip.

    De Minister kan alternatieve identificatietechnieken toelaten of één van beide voormelde identificatietechnieken verbieden.

    § 2. Het is verboden een tatoeage of microchip te verwijderen, te wijzigen of te vervalsen. Tevens is het niet toegelaten een microchip te hergebruiken.

    Art. 5. Een tatoeage mag niet aangebracht worden bij een hond die reeds een leesbare tatoeage draagt.

    Evenmin mag een microchip aangebracht worden bij een hond die reeds een leesbare microchip draagt.

    Art. 6. Een tatoeage mag aangebracht worden bij een hond die een leesbare microchip draagt.

    Ook mag een microchip aangebracht worden bij een hond die een tatoeage draagt.

    Art. 7. Wanneer het identificatieteken van een hond niet meer leesbaar is, moet de verantwoordelijke een nieuw identificatieteken laten aanbrengen volgens de methode van zijn keuze. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 13 en 16 zijn de kosten van deze identificatie ten laste van de verantwoordelijke.

    Afdeling 2. - Tatoeage.

    Art. 8. De tatoeage mag slechts worden verricht door een erkend dierenarts of door een persoon aangeduid door een vereniging die door de Minister is erkend volgens de volgende procedure :

  10. Om erkend te worden moeten de verenigingen een aanvraag richten tot de Minister. Deze aanvraag moet vergezeld zijn van het reglement van inwendige orde van de vereniging.

  11. De erkenning wordt binnen de negentig dagen na ontvangst van de aanvraag door de Minister verleend indien de volgende voorwaarden zijn vervuld :

    -de vereniging moet beschikken over een aangepast programma voor de selectie en de vorming van haar tatoeëerders;

    - de vereniging moet een toezicht uitoefenen op de kwaliteit van het werk van haar tatoeëerders;

    - de vereniging moet een interne tuchtprocedure voorzien voor tatoeëerders die onregelmatigheden begaan of hun werk niet naar behoren uitvoeren.

  12. De Minister kan bijkomende voorwaarden vaststellen met betrekking tot de kwalificatie van deze tatoeëerders.

    Art. 9. Het tatoeëerteken aangebracht in België moet samengesteld zijn uit 6 tekens als volgt :

    - 1e teken : B voor België;

    - 2e teken : letter van A tot Z, behalve D en Q, voor aanduiding van de verantwoordelijke erkende vereniging, ofwel de letter D voor de verantwoordelijke dierenarts;

    - 3e, 4e, 5e en 6e tekens : 4 letters van A tot Z, behalve Q.

    Art. 10. De tatoeage mag slechts worden aangebracht op de binnenkant van het oor of de dij of in de liesplooi.

    Art. 11. De kleur van de tatoeëerinkt dient aangepast te worden aan de kleur van de vacht van de hond opdat de tatoeage goed leesbaar zal zijn.

    Art. 12. De Minister kan de tatoeagetechnieken en de gebruiksvoorschriften bepalen.

    Art. 13. Indien de tatoeage onleesbaar blijkt, is de tatoeëerder of de vereniging die hij eventueel vertegenwoordigt, verplicht de tatoeage op zijn kosten te herhalen en dit op verzoek van de verantwoordelijke en mits voorlegging van het paspoort.

    Afdeling 3. - Microchip.

    Art. 14. § 1. De microchip mag slechts worden ingeplant door een erkende dierenarts. Deze verifieert de leesbaarheid van de microchip alvorens deze in te planten.

    § 2. In erkende inrichtingen mag de microchip slechts ingeplant worden door de erkende dierenarts bedoeld in artikel 8, § 1 van het koninklijk besluit van 17 februari 1997 houdende de erkenningsvoorwaarden voor hondenkwekerijen, kattenkwekerijen, dierenasielen, dierenpensions en handelszaken voor dieren, en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren.

    § 3. De microchip dient onderhuids ingebracht te worden in het midden van de linkerzijkant van de hals.

    Art. 15. De microchip moet beantwoorden aan de ISO-normen 11784 : 1996 (E) en 11785 : 1996 (E). Vanaf de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT