Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, de 12 juin 2015

Artikel 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2. Aan artikel 2, derde lid, van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2011, wordt de volgende zin toegevoegd:

"Afhankelijk van het resultaat van de analyse, die zal worden gemaakt om de afstand tot het doel van de kaderrichtlijn Water in te schatten, kunnen er bijkomende maatregelen voor de diffuse vervuiling door fosfor uit landbouwbronnen opgenomen worden in dit decreet.".

Art. 3. Artikel 3 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 12 december 2008, 19 december 2008, 23 december 2010, 6 mei 2011 en 28 februari 2014, wordt vervangen door wat volgt:

"Art. 3. § 1. Voor de toepassing van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten gelden de hierna opgenomen definities. Deze zijn thematisch gerangschikt.

§ 2. De onder deze paragraaf vermelde definities zijn gerelateerd aan het thema "wetgeving en de waterkwaliteit". Het betreft de volgende definities:

  1. eutrofiëring: een verrijking van het water door stikstof- of fosforverbindingen, die leidt tot een versnelde groei van algen en hogere plantaardige levensvormen met als gevolg een ongewenste verstoring van het evenwicht tussen de verschillende in het water aanwezige organismen en een verslechtering van de waterkwaliteit;

  2. grondwater: al het water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact met bodem of ondergrond staat;

  3. kaderrichtlijn Water: de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 (2000/60/EG) tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid;

  4. kwetsbare zone water: een overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de Nitraatrichtlijn aangewezen stuk land;

  5. Nitraatrichtlijn: de richtlijn van de Raad van 12 december 1991 (91/676/EEG) inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;

  6. verordening nr. 1013/2006: de verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen;

  7. verordening nr. 1069/2009: de verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten);

  8. VHA-zone: sub-hydrografische eenheid, die de captatiezone van een waterloop of deel van een waterloop voorstelt. De ligging van de grenzen van de VHA-zones is onder andere gebaseerd op de afwatering via oppervlaktewater, reliëf en op vergelijkbare oppervlaktes van deze zones en is opgenomen in de Vlaamse Hydrografische Atlas (VHA);

  9. waterverontreiniging: het direct of indirect lozen van stikstof- of fosforverbindingen uit agrarische bronnen in het aquatisch milieu ten gevolge waarvan de gezondheid van de mens in gevaar kan worden gebracht, het leven en de aquatische ecosystemen kunnen worden geschaad, de mogelijkheden tot recreatie kunnen worden aangetast of een ander rechtmatig gebruik van het water kan worden gehinderd;

  10. zoet water: van nature voorkomend water met een laag gehalte aan zouten, dat in veel gevallen aanvaard wordt als zijnde geschikt voor onttrekking en behandeling voor de bereiding van drinkwater.

    § 3. De onder deze paragraaf vermelde definities zijn gerelateerd aan het thema "landbouwbedrijf". Het betreft de volgende definities:

  11. bedrijf: bedrijf als vermeld in artikel 2, 13°, van het decreet van 22 december 2006 tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid;

  12. exploitant: exploitant als vermeld in artikel 2, 8°, van het decreet van 22 december 2006 tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid;

  13. exploitatie: exploitatie als vermeld in artikel 2, 9°, van het decreet van 22 december 2006 tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid;

  14. groeimedium: materiaal in vaste of vloeibare vorm niet zijnde landbouwgrond dat wordt gebruikt of bestemd is om te worden gebruikt als voedingsbodem voor planten;

  15. landbouwer: landbouwer als vermeld in artikel 2, 7°, van het decreet van 22 december 2006 tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid;

  16. landbouwgrond: landbouwgrond als vermeld in artikel 2, 12°, van het decreet van 22 december 2006 tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid;

  17. tot het bedrijf behorende landbouwgronden: de landbouwgronden die op 1 januari tot de exploitaties die deel uitmaken van het bedrijf behoren. De Vlaamse Regering kan, in afwijking hiervan, een ander criterium vaststellen voor het bepalen van de tot het bedrijf behorende landbouwgronden;

  18. verzamelaanvraag: de verzamelaanvraag als vermeld in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 houdende bepalingen tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het mestbeleid en het landbouwbeleid.

    § 4. De onder deze paragraaf vermelde definities zijn gerelateerd aan het thema "het opslaan, verwerken, bewerken en verhandelen van mest". Het betreft de volgende definities:

  19. bewerken: het behandelen van dierlijke mest of andere meststoffen, waarna de nutriënten vervat in de dierlijke mest of andere meststoffen op Vlaamse landbouwgrond worden opgebracht;

  20. bewerkingseenheid: een inrichting waar dierlijke mest of andere meststoffen bewerkt wordt;

  21. erkende mestvoerder: een door de Mestbank erkende mestvoerder als vermeld in artikel 48, § 1;

  22. erkend verzender: een door de Mestbank erkende aanbieder van meststoffen als vermeld in artikel 60;

  23. exporteren: dierlijke mest of andere meststoffen vervoeren naar een bestemming buiten het Vlaamse Gewest;

  24. mestverzamelpunt: permanente opslagplaats van dierlijke mest of andere meststoffen afkomstig van verschillende landbouwers of uitbatingen en bestemd voor verschillende landbouwers of uitbatingen;

  25. mestvoerder: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die dierlijke mest of andere meststoffen vervoert;

  26. producent van andere meststoffen: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die andere meststoffen produceert;

  27. verhandelen: het afleveren van meststoffen aan een mestvoerder, aan een uitbater van een mestverzamelpunt, aan een uitbater van een bewerkings- of verwerkingseenheid of aan een landbouwer, alsmede het met het oog daarop aanbieden of vervoeren ervan;

  28. verwerken:

    1. het exporteren van pluimveemest of paardenmest;

    2. het exporteren van andere dierlijke mest dan pluimveemest of paardenmest, op basis van een expliciete en voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit van het land of de regio van bestemming;

    3. het behandelen van dierlijke mest of andere meststoffen, waarna de stikstof en de fosfor, die aanwezig is in de dierlijke mest of in de andere meststoffen, een van de volgende behandelingen ondergaat:

    1) de stikstof wordt niet opgebracht op landbouwgrond in het Vlaamse Gewest, behalve in tuinen, parken en plantsoenen;

    2) de stikstof wordt behandeld tot stikstofgas;

    3) de stikstof wordt behandeld tot kunstmest;

  29. verwerkingseenheid: een inrichting waar dierlijke mest of andere meststoffen verwerkt wordt.

    § 5. De onder deze paragraaf vermelde definities zijn gerelateerd aan het thema "de meststoffen en de wijze van toediening van meststoffen". Het betreft de volgende definities:

  30. andere meststoffen: alle meststoffen die noch kunstmest, noch dierlijke mest zijn. Deze meststoffen omvatten onder meer spuistroom en zuiveringsslib;

  31. arm aan ammoniakale stikstof: een gehalte aan ammoniakale stikstof dat lager is dan 20 % van het totale stikstofgehalte van de meststof;

  32. boerderijcompost: product ontstaan uit een composteringsproces dat op het bedrijf plaatsvindt waarbij bedrijfseigen organische restproducten al dan niet vermengd met stalmest gecomposteerd worden. De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden bepalen waaraan een meststof moet voldoen om als boerderijcompost beschouwd te worden;

  33. champost: afgeoogste champignoncompost die overblijft na het telen van champignons;

  34. dierlijke mest: excrementen van vee of een mengsel van strooisel en excrementen van vee, alsook producten daarvan, met inbegrip van champost en van afval van visteeltbedrijven;

  35. drainwater: overtollig voedingswater afkomstig van de teelt van planten op groeimediums;

  36. drassig land: een plaats waar de grond op het ogenblik van de bemesting op minder dan twintig centimeter onder het maaiveld met water verzadigd is;

  37. effluenten: meststoffen, met een droge stofgehalte van maximaal 2 %, die ontstaan zijn uit de biologische behandeling door middel van nitrificatie of denitrificatie van dierlijke mest of andere meststoffen;

  38. gecertificeerde gft- en groencompost: gft- of groencompost die beschikt over een VLACO-keuringsattest of waarvan aangetoond wordt dat de kwaliteit gelijkwaardig is aan de kwaliteit van gft- of groencompost die beschikt over een VLACO-keuringsattest. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen aangaande de wijze waarop aangetoond kan worden dat de kwaliteit van gft- of groencompost gelijkwaardig is aan de kwaliteit van gft- of groencompost die beschikt over een VLACO-keuringsattest;

  39. inwerken van mest: de werkzaamheid waarbij mest na het uitspreiden ervan ofwel door grond wordt bedekt ofwel...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT