Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van titel II van het VLAREM van 1 juni 1995 en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor de sectoren voor het looien van huiden en vellen, de productie van cement, kalk en magnesiumoxide en de productie van chlooralkali, de productie van pulp, papier en karton en voor het raffineren van aardolie en gas, de 11 décembre 2015

HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van titel II van het VLAREM

Artikel 1. In afdeling 5.17.4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt onderafdeling 5.17.4.4.2, die bestaat uit artikel 5.17.4.4.2.1 en 5.17.4.4.2.2, opgeheven.

Art. 2. In afdeling 5.20.2 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt een artikel 5.20.2.1bis ingevoegd, dat luidt als volgt:

"Art. 5.20.2.1bis. De emissiegrenswaarden voor verbrandingseenheden, vermeld in dit hoofdstuk, zijn gedefinieerd bij een referentiezuurstofgehalte in de afgassen van 6% voor vaste brandstoffen, 3% voor verbrandingseenheden, met uitzondering van gasturbines en stationaire motoren, die vloeibare en gasvormige brandstoffen gebruiken, en 15% voor gasturbines, met inbegrip van STEG, en stationaire motoren.

De emissiegrenswaarden voor de regeneratoren van het katalytische kraakproces en voor de eenheden voor zwavelterugwinning uit het afvalgas, vermeld in dit hoofdstuk, zijn gedefinieerd bij een referentiezuurstofgehalte in de afgassen van 3%.".

Art. 3. In artikel 5.20.2.2, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt de zinsnede "hoofdstuk 5.31" opgeheven.

Art. 4. In artikel 5.20.2.3, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt de zinsnede "Die emissiegrenswaarden zijn gedefinieerd bij een referentiezuurstofgehalte in de afgassen van 3%:" opgeheven.

Art. 5. Artikel 5.20.2.4 van hetzelfde besluit, opgeheven door het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:

"Art. 5.20.2.4. Voor de meetstrategie voor stookinstallaties die raffinagebrandstoffen verbranden, gelden de meetfrequenties, vermeld in artikel 3.7.10.2 van titel III van het VLAREM.

Voor de meetstrategie voor stookinstallaties die alleen conventionele of commerciële brandstoffen gebruiken, gelden de meetfrequenties, vermeld in artikel 5.43.2.20 tot en met 5.43.2.30 en artikel 5.43.3.25 tot en met 5.43.3.32.

Voor de beoordeling van de meetresultaten met betrekking tot de toetsing van de emissiegrenswaarden voor grote stookinstallaties, vermeld in artikel 5.20.2.3 van dit besluit, gelden de bepalingen, vermeld in artikel 5.43.3.33 tot en met 5.43.3.39 van dit besluit.".

Art. 6. In artikel 5.20.2.6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 april 2004 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  1. punt 2° wordt vervangen door wat volgt:

    "2° voor de meetstrategie voor procesinstallaties gelden de bepalingen, vermeld in artikel 3.7.2.10, 3.7.2.15, 3.7.6.3, 3.7.8.5 en 3.7.10.2 van titel III van het VLAREM. Voor procesinstallaties waarvoor geen meetstrategie voor stof, SO2, NOx, CO, Ni of V is opgenomen in het voormelde hoofdstuk, worden continue restgasmetingen uitgevoerd of worden de emissies berekend op basis van continue of periodiek gemeten relevante parameters;";

  2. in punt 3°, a), wordt de inleidende zin vervangen door wat volgt:

    "er wordt aan de emissiegrenswaarden, vermeld in artikel 5.20.2.2, § 1, geacht te zijn voldaan als uit de evaluatie van de resultaten van de metingen of berekeningen voor de bedrijfsduur tijdens een kalenderjaar, zonder verrekening van de nauwkeurigheid, vermeld in artikel 4.4.4.2, § 5, blijkt dat:";

  3. in punt 3° wordt punt b) opgeheven.

    Art. 7. In artikel 5.20.2.7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 april 2004, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt:

    " § 3. Het zwavelterugwinningsrendement van de hele behandelingsketen voor waterstofsulfidehoudende afgassen bedraagt:

  4. minimaal 99,5% voor installaties waarvoor de eerste vergunning tot exploitatie is verleend op of na 1 januari 2007;

  5. minimaal 98,5% voor installaties waarvoor de eerste vergunning tot exploitatie is verleend voor 1 januari 2007.

    Het zwavelterugwinningsrendement voor de hele behandelingsketen, met inbegrip van zwavelterugwinningseenheden en restgasbehandelingseenheden, wordt berekend als het zwavelgehalte in de toevoer dat wordt teruggewonnen in de zwavelstroom die naar de verzamelkamers wordt afgeleid. Als de toegepaste techniek geen terugwinning van zwavel omvat, heeft dat betrekking op het zwavelverwijderingsrendement, uitgedrukt als het zwavelpercentage dat door de hele behandelingsketen is verwijderd.".

    Art. 8. In artikel 5.43.3.25, § 2, 1°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt de zinsnede "of met ontzwaveld raffinaderijgas waarvan het zwavelgehalte minder dan 150 ppm bedraagt" opgeheven.

    HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van titel III van het VLAREM

    Art. 9. In artikel 1.4, derde lid, van titel III van het VLAREM van 16 mei 2014 wordt tussen het woord "omvat" en de woorden "de volgende elementen" de zinsnede "naast de gegevens van de aanvrager (naam, voornaam, adres), een eventuele contactpersoon (naam, voornaam, e-mailadres of telefoonnummer) en de inrichting (ondernemingsnummer, naam, adres van de exploitatiezetel en de kadastrale percelen waarop de inrichting gelegen is of gepland is)" ingevoegd.

    Art. 10. Aan deel 1 van hetzelfde besluit, wordt een artikel 1.10 toegevoegd, dat luidt als volgt:

    "Art. 1.10. Met behoud van de toepassing van artikel 1.3 en 1.7 van dit besluit en tenzij anders vermeld in dit besluit, zijn de algemene en sectorale milieuvoorwaarden opgenomen in deel 2 en deel 3 van dit besluit van toepassing op inrichtingen en activiteiten die op de datum van inwerkingtreding van de milieuvoorwaarden zijn vergund en hebben zij voorrang op de bijzondere milieuvoorwaarden en de voorwaarden opgenomen in de individuele afwijkingen verleend op milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM die dezelfde problematiek regelen. In afwijking hiervan blijven de strengere bijzondere milieuvoorwaarden uit de op die datum lopende vergunning of uit de geldende beslissing verder gelden.".

    Art. 11. Aan artikel 2.3.1 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:

    "In afwijking van het eerste lid kan in het controlemeetprogramma, vermeld in bijlage 4.2.5.2 en bijlage 4.4.4 van titel II van het VLAREM, voor parameters vermeld in deel 3 van dit besluit, de meetfrequentie maximaal dalen tot de basisfrequentie/4, met een minimum van eenmaal per jaar.".

    Art. 12. In artikel 3.1.3.1.2, 1°, van titel III van het VLAREM van 16 mei 2014 wordt in de tweede tabel de bepaling "SOx" vervangen door de bepaling "SO2".

    Art. 13. In artikel 3.1.4.1.1, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt in de tabel de bepaling "SOx" vervangen door de bepaling "SO2".

    Art. 14. In artikel 3.1.5.2.4 van hetzelfde besluit wordt de rij

    "

    Thiocyanaat 4 mg/l

    vervangen door de rij

    Thiocyanaat 1 mg S/l

    ".

    Art. 15. In artikel 3.2.2.13, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt in de tabel de bepaling "SOx" vervangen door de bepaling "SO2".

    Art. 16. Aan deel 3 van hetzelfde besluit worden een hoofdstuk 3.3, dat bestaat uit artikel 3.3.1.1 tot en met 3.3.10.2, een hoofdstuk 3.4, dat bestaat uit artikel 3.4.1.1 tot en met 3.4.5.14, een hoofdstuk 3.5, dat bestaat uit artikel 3.5.1.1 tot en met 3.5.6.1, een hoofdstuk 3.6, dat bestaat uit artikel 3.6.1.1 tot en met 3.6.7.4.1, en een hoofdstuk 3.7, dat bestaat uit artikel 3.7.1.1 tot en met 3.7.19.1, toegevoegd, die luiden als volgt:

    "HOOFDSTUK 3.3. - Looien van huiden en vellen

    Afdeling 3.3.1. - Toepassingsgebied en definities

    Art. 3.3.1.1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de inrichtingen, vermeld in rubriek 25.1.1 en 3.6.7 (voor afvalwater dat geloosd wordt door een installatie waarin de onder rubriek 25.1.1. vallende activiteiten worden uitgevoerd) van de indelingslijst van titel I van het VLAREM.

    De overeenkomstige GPBV-activiteiten zijn de activiteiten, vermeld in punt 6.3 en 6.11 van bijlage 1 bij dit besluit.

    Art. 3.3.1.2. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  6. nathuis: het gedeelte van de looierij waar huiden voorafgaand aan het looiproces, voor zover nodig, worden geweekt, gekalkt, ontvleesd en onthaard;

  7. bijproduct: het voorwerp dat of de stof die beantwoordt aan de voorwaarden, vermeld in artikel 37 en 39 van het Materialendecreet;

  8. de BBT-conclusies voor het looien van huiden en vellen: het uitvoeringsbesluit 2013/84/EU van de Commissie van 11 februari 2013 tot vaststelling van de BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies voor het looien van huiden en vellen, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie L45 van 16 februari 2013.

    Afdeling 3.3.2. - Algemene bepalingen

    Art. 3.3.2.1. Voor het verbeteren van de totale milieuprestatie van een looierij wordt een milieubeheersysteem ingevoerd en consequent uitgevoerd, dat de volgende elementen bevat:

  9. een sterke betrokkenheid van het management, waaronder begrepen het senior management;

  10. het opstellen van een milieubeleid dat onder meer voorziet in de continue verbetering van de installatie door het management;

  11. het plannen en opstellen van de noodzakelijke procedures, doelstellingen en streefcijfers, samen met het opstellen van een financieel en investeringsplan;

  12. het uitvoeren van de procedures, waarbij vooral aandacht wordt geschonken aan:

    1. de organisatie en verantwoordelijkheidsverdeling;

    2. de opleiding, bewustmaking en bekwaamheid;

    3. de communicatie;

    4. de betrokkenheid van de werknemers;

    5. de documentatie;

    6. de efficiënte procescontrole;

    7. onderhoudsprogramma's;

    8. een noodplan en...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT