17 DECEMBER 2007. - Ministerieel besluit tot definitieve vaststelling van het natuurrichtplan voor de VEN-gebieden, speciale beschermingszone, groen-, park- en bosgebieden in de 'Duinen van de Middenkust tussen Oostende en Blankenberge'

De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur,

Gelet op het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, inzonderheid artikel 48 en 50, gewijzigd bij decreet van 18 mei 1999, 19 juni 2002, 30 april 2004, 7 mei 2004;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 februari 2003 betreffende natuurrichtplannen, gewijzigd bij besluit van 21 november 2003;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003 houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht natuurbeleid, inzonderheid hoofdstuk V;

Gelet op het ministerieel besluit van 19 mei 2005 tot het opstarten van de procedure voor de opmaak van een natuurrichtplan voor de VEN-gebieden, speciale beschermingszone, groen-, park- en bosgebieden in de "Duinen van de Middenkust tussen Oostende en Blankenberge" en aanstelling van de coördinator, gewijzigd op 31 juli 2006;

Gelet op het ministerieel besluit van 3 november 2005 tot oprichting van de plangroep voor het natuurrichtplan voor de VEN-gebieden, speciale beschermingszone, groen-, park- en bosgebieden in de "Duinen van de Middenkust tussen Oostende en Blankenberge";

Gelet op het ministerieel besluit van 16 november 2005 tot oprichting van de stuurgroep voor het natuurrichtplan voor de VEN-gebieden, speciale beschermingszone, groen-, park- en bosgebieden in de "Duinen van de Middenkust tussen Oostende en Blankenberge";

Gelet op het ministerieel besluit van 10 april 2007 tot voorlopige goedkeuring van het ontwerp van Natuurrichtplan voor de VEN-gebieden, speciale beschermingszone, groen-, park- en bosgebieden in de "Duinen van de Middenkust tussen Oostende en Blankenberge";

Gelet op het verslag van de plangroep van 18 juli 2007 met betrekking tot het onderzoek van de opmerkingen en bezwaren uit het openbaar onderzoek, gevoerd van 14 mei tot 12 juli 2007;

Besluit :

Enig artikel. Het bij dit besluit gevoegde natuurrichtplan voor de VEN-gebieden, speciale beschermingszone, groen-, park- en bosgebieden in de "Duinen van de Middenkust tussen Oostende en Blankenberge" wordt definitief goedgekeurd.

Brussel, 17 december 2007.

H. CREVITS

NRP NATUURRICHTPLANNEN

Provincie West-Vlaanderen. - Gemeenten Oostende, Bredene, De Haan, Blankenberge

Natuurrichtplan voor de VEN-gebieden, speciale beschermingszone, groen-, park- en bosgebieden in de "Duinen van de Middenkust tussen Oostende en Blankenberge"

Tekstbijlage

Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit tot definitieve goedkeuring van het natuurrichtplan voor de VEN-gebieden, speciale beschermingszone, groen-, park- en bosgebieden in de 'Duinen van de Middenkust tussen Oostende en Blankenberge'

De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur,

H. CREVITS

Inhoudstafel

Inhoudstafel

Algemene gebiedsvisie

  1. Ecologische concepten

  2. Schets van het streefbeeld

  3. Instandhoudingsdoelstellingen

    Specifieke gebiedsvisie

    Maatregelen en instrumenten

    Bijlage I : Natuurdoeltypen

    Bijlage II : Doelsoorten

    Algemene gebiedsvisie

    De algemene gebiedsvisie is een niet-bindend gesteld gedeelte zodat deze enkel een richtinggevende waarde heeft. Het is een leidraad waar de administratieve overheid rekening mee houdt wanneer de regelgeving dit toelaat, onder meer bij de interpretatie van de zorgplicht (artikel 14 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu), het beoordelen van de natuurtoets (vermijdbare schade, artikel 16 van hetzelfde decreet), de verscherpte natuurtoets (onvermijdbare en onherstelbare schade in het VEN, artikel 26bis van hetzelfde decreet) en van passende beoordelingen in speciale beschermingszones (artikel 36ter van hetzelfde decreet). Bij het beheer van hun eigendommen wordt een administratieve overheid geacht dit richtinggevend deel van de gebiedsvisie na te streven in de mate dat het inpasbaar is in de vigerende regelgeving.

  4. Ecologische concepten

    1. Het behouden en ontwikkelen van een samenhangend duinlandschap met aandacht voor spontane processen, overgangszones en het in mozaïek voorkomen van de diverse successiestadia

      In het ganse gebied wordt gestreefd naar het behoud en de ontwikkeling van duinvegetaties om zowel ecologisch als landschappelijk het samenhangend duingebied te behouden en te versterken. De waarde van de duinhabitats ligt vaak in de overgangen tussen de verschillende duinhabitats en het in mozaïek voorkomen ervan. Het is aangewezen om landschappelijke variatie en geleidelijke overgangen te behouden en te ontwikkelen door aangepast beheer;

    2. Het behouden en ontwikkelen van de specifieke duin-polder overgang

      Gezien duin-polder overgangen gepaard gaan met een bijzondere fauna en flora, wordt het behoud en de ontwikkeling van deze natuurlijke overgangen nagestreefd. Deze overgangsituatie bevindt zich in het natuurrichtplangebied hoofdzakelijk in de bermen van de kustbaan. Een aangepast bermbeheer is wenselijk om de optimale ontwikkeling van deze bermvegetaties te realiseren;

    3. Het tegengaan van degradatie en versnippering van het duingebied door wildparkeren, zwerfvuil en vertuining

      Er wordt naar gestreefd om geleidelijke degradatie van de duinhabitats door individueel kleine, maar op grote schaal optredende knelpunten door een globaal beleid te vermijden en tegen te gaan.

    4. Het optimaal structureren van recreatieve voorzieningen in de duinen

      Het structureren van recreatief medegebruik houdt maximaal rekening met de kwetsbaarheid en de ecologische draagkracht van de duinhabitats. Dit kan door een weloverwogen recreatieve inrichting door middel van een gestructureerd en strategisch padennetwerk met diverse recreatieve infrastructuur, het selectief openstellen van openbare domeinen en bouwkundig erfgoed, natuureducatieve inrichting, aanduiden van speelzones en de aanleg van speelbossen binnen de ecologische draagkracht van het gebied.

  5. Schets van het streefbeeld

    Het duinenlandschap is samengesteld uit een aantal typische duinhabitats die door spontane processen (o.a. uitstuiving) worden gevormd. Gezien de typische duinhabitats geleidelijk in elkaar kunnen overgaan of vaak in mozaïek met elkaar voorkomen, zijn overgangen en het samen voorkomen van de verschillende habitattypes eerder regel dan uitzondering. Vandaar dat de vorming van een streefbeeld voor duinhabitats start bij de benadering van het duinlandschap als dynamisch geheel. De doelsoorten zijn voor de streek bijzondere soorten die bepaalde eisen stellen aan hun habitat/leefgebied, waardoor ze kenmerkend zijn voor bepaalde goed ontwikkelde natuurdoeltypen. Volgende habitattypes worden in het natuurrichtplangebied nagestreefd :

    Embryonale duinen

    Op plaatsen waar de natuurlijke sedimentatieprocessen dit toelaten, ontstaan op het hoogstrand embryonale duinen. Het zijn kleine ophopingen van zand gewoonlijk op vloedmerken langs het strand, die als kiembed dienen voor pioniersoorten (bijv. Zeeraket, Biestarwegras). Waar de ontwikkeling van deze embryonale duinen mogelijk is, wordt er naar gestreefd om negatieve factoren als overbetreding en niet-selectieve vloedmerkreiniging te voorkomen.

    Doelsoorten : Biestarwegras

    Witte en Grijze duinen

    De ontwikkeling van embryonale duinen leidt tot de gestage aangroei of aanvulling van de verstuivende/wandelende helmduinen. Deze helmduinen of witte duinen bezitten een sterke dynamiek door de continue zandverstuiving. Aan de lijzijde van deze stuivende duinen is de dynamiek iets minder en kunnen grijze duinen tot ontwikkeling komen. Deze grijze duinen met veel soorten mossen en korstmossen zijn erg kwetsbaar voor betreding en verstoring en worden dan ook beter ontzien van recreatieve activiteiten. Bij het ontbreken van voldoende dynamiek of beheer verruigen de grijze duinen langzaam maar zeker tot duinstruwelen en uiteindelijk duinbos. Waar dit niet gewenst is, wordt er naar gestreefd om deze spontane successie door middel van beheer tegen te gaan.

    Doelsoorten : Zeewinde, Groot duinsterretje, Heivlinder, Roodborsttapuit

    Duinstruwelen

    Duinstruwelen zijn op zich een belangrijk habitat wanneer ze samengesteld zijn uit inheemse soorten als Duindoorn, Wilde liguster en Kruipwilg. In het verleden werden in het kader van de kustverdediging grote delen van de duinen vastgelegd door aanplant van niet inheemse struiksoorten. Deze invasieve exoten nemen door snelle verbreiding een toenemende oppervlakte van de witte en grijze duinen in en verdringen de inheemse duinstruwelen. Het is aangewezen om duinstruwelen, die voornamelijk opgebouwd zijn uit aangeplante en invasieve exoten, terug te dringen of om te vormen tot inheems duinstruweel of duingrasland.

    Doelsoorten : Egelantier, Nachtegaal, Roodborsttapuit

    Duinbossen

    Duinbos vormt een soort van climaxvegetatie in de duinen doordat ze meteen ook de verdere zandverstuiving en dynamiek van het duinlandschap tot stilstand brengt. Met het oog op duinfixatie werden in het verleden grote delen van het huidige duinbos aangeplant. Dit gebeurde vaak met niet-inheemse boomsoorten, waardoor de huidige duinbossen voor een deel uit naaldhout bestaan (Zwarte den). Een omvorming van naaldhout naar inheems loofhout kan de ecologische waarde van het duinbos verhogen. Het verweven van open duinhabitats in het duinbos zorgt voor meer structuurrijke overgangen en is wenselijk.

    Doelsoorten : Nachtegaal, Wielewaal

    Vochtige duinpannes

    Duinpannes ontstaan waar door windwerking het zand tot op de grondwatertafel weggestoven is. Gezien de diepste grondwaterstand in het najaar valt, kunnen bepaalde delen van duinpannes onder water staan of nat zijn tot een flink eind in de zomer. Duinpannevegetaties zijn grondwaterafhankelijk. Dit grondwater is kalkrijk door de interactie met het kalkrijk zand in het omgevend duingebied. Door de combinatie van deze factoren kunnen er zich specifieke duinpannevegetaties ontwikkelen. In de duinpanne valt een successie waar te nemen van pioniervegetaties tot vochtig duingrasland. Continue uitstuiving van de panne is noodzakelijk om alle verschillende...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT