17 JULI 2013. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 7 november 2011 houdende wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Inleiding

De wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken werd grondig gewijzigd door de wet van 7 november 2011, gepubliceerd in het Belgisch staatsblad op 30 november 2011. De nieuwe wet heeft tot doel een aantal wetgevende aanpassingen te doen om tot een verbetering en vereenvoudiging van de procedures te komen en om de kostprijs van de DNA-onderzoeken te drukken. De procedures moeten vooral transparanter en eenduidiger worden en leiden tot een efficiënt procesverloop, wat een kostenbesparend effect zal hebben. De nieuwe wet voegt bovendien een aantal aanvullende waarborgen in voor alle personen die betrokken zijn bij het wetenschappelijk onderzoek, en laat eveneens de vergelijkingen met buitenlandse gegevensbanken toe teneinde de Belgische wetgeving in overeenstemming te brengen met de internationale verplichtingen die volgen uit het Verdrag van Prüm van 27 mei 2005 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie, dat bij Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 opgenomen werd in het juridische bestel van de Europese Unie.

Een andere belangrijke vernieuwing is de oprichting van een nationale cel die verantwoordelijk zal zijn voor het toekennen van de DNA-codenummers en een coördinerende rol zal hebben in de activiteiten onderworpen aan de centralisatie en aan het beheer van de DNA-codenummers.

Dit koninklijk besluit strekt ertoe uitvoering te geven aan de nieuwe wet. Artikel 7 van de wet stelt dat de Koning de samenstelling en het statuut van het personeel en de organisatie van de nationale cel bepaalt, evenals de wijze waarop de aangetroffen sporen worden behandeld, referentiestalen worden afgenomen, referentiestalen en de daaruit afgeleide stalen die DNA bevatten worden bewaard, vernietigd en het DNA-onderzoek ervan wordt uitgevoerd, een tegenonderzoek wordt uitgevoerd, de erkenningsvoorwaarden waaraan Belgische en buitenlandse laboratoria moeten voldoen, alsmede de nadere regels van de kennisgeving, het opslaan, verwerken en aanwenden van de DNA-profielen opgeslagen in de nationale DNA-gegevensbanken.

Voorts bepaalt het ongewijzigde tweede lid van artikel 7 dat de Koning, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer :

- de bijzondere waarborgen inzake vertrouwelijkheid en beveiliging van de verwerkte persoonsgegevens formuleert,

- de benoeming van de aangestelde voor de gegevensbescherming bij het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, de taken die hem zullen worden toevertrouwd, alsmede de waarborgen voor diens onafhankelijkheid regelt,

- en de wijze waarop het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer verslag uitbrengt over de verwerking van persoonsgegevens bepaalt.

Gezien de verschillende belangrijke aanpassingen die aan de originele tekst worden aangebracht, vernietigt en vervangt deze nieuwe versie het koninklijk besluit van 4 februari 2002.

Artikelsgewijze commentaar

HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1

Dit artikel definieert de begrippen die noodzakelijk zijn voor de goede leesbaarheid van de tekst. Het gaat over de begrippen « de wet », « de nationale DNA-gegevensbanken », « Instituut » en « deskundige ».

HOOFDSTUK II. - De evaluatiecommissie

Artikelen 2 en 3

De evaluatiecommissie voor het DNA-onderzoek werd al opgericht door het koninklijk besluit van 2002, in de artikelen 19 en 20. Omwille van de leesbaarheid en de logische volgorde van het besluit worden deze artikelen naar voren gehaald.

Tot op heden was de evaluatiecommissie exclusief samengesteld uit wetenschappelijke experts op het gebied van DNA-onderzoek, met uitzondering van de directeur van het NICC. Haar samenstelling wordt nu veranderd teneinde rekening te houden met de pluraliteit van functies die betrokken zijn bij genetische onderzoeken en de behandeling van de daaruit afgeleide gegevens. Zo zullen in het vervolg de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken, de magistraat die de nationale cel leidt, en een directielid van de technische en wetenschappelijke politie van de federale gerechtelijke politie altijd deel uitmaken van de evaluatiecommissie (artikel 2).

Naast haar functie van adviserend orgaan voor de minister van Justitie over technische en wetenschappelijke kwesties, zal zij nu ook juridische adviezen kunnen geven (artikel 3). Eventueel kan de evaluatiecommissie overleg plegen met andere personen of commissies alvorens advies uit te brengen. In tegenstelling tot het advies van de Raad van State acht de regering het niet nodig om dit in de tekst van het besluit zelf op te nemen, daar het slechts om een mogelijkheid gaat en niet om een verplichting (wat vroeger wel het geval was : de evaluatiecommissie moest altijd voorafgaand overleg plegen met BELAC).

Het artikel is verder niet gewijzigd in vergelijking met het KB van 2002. De evaluatiecommissie heeft een reglement van interne orde waarin de werking van de commissie geregeld wordt.

HOOFDSTUK III. - Beheer van de plaats van de feiten en behandeling van de overtuigingsstukken en van de aangetroffen sporen

Dit hoofdstuk (hoofdstuk I in het koninklijk besluit van 2002) wordt gewijzigd om te anticiperen op bepaalde struikelblokken die al werden ontmoet bij voorzieningen in cassatie (zie bijvoorbeeld arresten van 02/11/2005, van 25/05/2005 en van 21/09/2005). Het beoogt voornamelijk om duidelijke procedures in te voeren teneinde de integriteit van de plaats van het misdrijf en, dientengevolge, ook de integriteit van sporen van biologische of andere oorsprong te garanderen alvorens deze het voorwerp uitmaken van een expertise. De introductie van deze mechanismes is vernieuwend, aangezien zij prioritaire handelingen vastleggen die uitgevoerd moeten worden onder de verantwoordelijkheid van politieofficieren van de federale gerechtelijke politie. Er werd al meerdere malen vastgesteld dat de middelen van de politie onvoldoende waren in alle omstandigheden om een gerechtelijke uitsluitingsperimeter aan te brengen en te bewaken. In toepassing van het koninklijk besluit van 2002 werden een aantal circulaires opgesteld die zo gevarieerd en zo talrijk waren als de interpretaties die er over de wet bestaan.

Zo werd, bij wijze van voorbeeld, door verschillende richtlijnen van de procureurs des Konings of van de procureurs-generaal de vaststelling van een dergelijke gerechtelijke uitsluitingsperimeter beperkt tot de zogenaamde « belangrijke » feiten. Welnu, het is gebleken dat een « niet belangrijk » feit later gekwalificeerd kan worden als een belangrijk feit, bijvoorbeeld omdat een biologisch spoor aangetroffen op de plaats van een onbelangrijk feit en geïdentificeerd als zijnde van een verdachte later gecorreleerd kon worden aan een dossier van moord of verkrachting....

Geen enkel nauwkeurig uitgevoerd onderzoek dat aan alle eisen van een dergelijk optreden voldoet, mag achterwege worden gelaten. Een dossier dat zeer zorgvuldig werd behandeld, kan sneller worden opgelost, wat soms ook kan gelden voor samenhangende onderzoeken. Het verbruik van middelen in het ene geval leidt vaak ertoe dat in een ander geval minder middelen moeten worden ingezet.

De algemene regel moet dus de invoering van een gerechtelijke uitsluitingsperimeter zijn; de gerechtelijke autoriteiten kunnen echter oordelen dat uitzonderingen nodig zijn.

Artikel 4

Artikel 4 voert een algemene bepaling in die de organisatie van ieder plaatsbezoek betreft, door de politiedienst die verantwoordelijk is voor de eerste interventie en de politieofficier die verantwoordelijk is voor het plaatsbezoek ermee te belasten het geheel van politionele verrichtingen die er uitgevoerd worden te coördineren, en die plaats te beschermen en te bewaken door er een gerechtelijke uitsluitingsperimeter aan te brengen. Dit sluit overigens niet uit dat verschillende gerechtelijke uitsluitingsperimeters tegelijk aangebracht worden, zoals de plaats waar de feiten hebben plaatsgevonden, de plaats waar het slachtoffer werd gevonden, of de vluchtauto van de dader.

De bescherming van de gerechtelijke uitsluitingsperimeter kan bestaan in het afbakenen van een locatie door middel van tape of het verzegelen van een lokaal, woning of voertuig. Artikel 4 benadrukt het feit dat de toegang tot de plaats van de feiten beperkt is tot de personen aangesteld door de bevoegde magistraat die erop toeziet dat voorrang wordt verleend aan de diensten belast met de opdrachten van technische en wetenschappelijke politie. Op die manier wordt vermeden dat de diensten van de lokale politie, uit bezorgdheid om zo snel mogelijk tussen te komen, overtuigingsstukken, sporen en aanwijzingen verzamelen zonder enige vorming te hebben over de procedures van bewaring en opname van deze stukken en zonder enige vorm van ervaring.

Experts die geen deel uitmaken van de politiediensten, zoals de wetsdokter, zullen ook toegang krijgen tot de plaatsen van de feiten indien dit nodig is. Dit zal in eerste instantie geëvalueerd moeten worden door de bevoegde magistraat of, in voorkomend geval, door de officier van gerechtelijke politie van de technische en wetenschappelijke politie.

De diverse beschermingsmaatregelen hebben tot doel de sporen, aanwijzingen en overtuigingsstukken te vrijwaren tegen elke contaminatie of vernietiging door onoplettendheden, door de toegang tot de plaats van de feiten slechts toe te laten aan daartoe gerechtigde en geïdentificeerde personen. Deze elementaire voorzorgsmaatregelen hebben niet enkel de bescherming van biologische sporen tot doel aangezien op de plaats van het misdrijf sporen van diverse oorsprong aangetroffen kunnen worden. De analysetechnieken, en niet enkel degene ontwikkeld voor DNA-onderzoek van biologische sporen, zijn zo gevoelig dat ze een optimale behandeling en bewaring van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT