Décision judiciaire de Raad van State, 26 octobre 2006

Date de Résolution26 octobre 2006
JuridictionSchorsing
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE.

A R R E S T nr. 164.109 van 26 oktober 2006 in de zaak A. 174.321/VII-36.449

In zake : de b.v.b.a. INPE FARMA, die woonplaats kiest bij advocaat A. LUST, kantoor houdende te BRUGGE (SINT-ANDRIES),

Burggraaf de Nieulantlaan 14 tegen : de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de minister van Volksge- zondheid, die woonplaats kiest bij advocaat R. DEPLA, kantoor houdende te BRUGGE (SINT-KRUIS),

Karel Van Manderstraat 123.

DE VOORZITTER VAN DE VIIe KAMER,

Gezien het verzoekschrift dat de b.v.b.a. INPE FARMA op 26 juni 2006 heeft ingediend om de schorsing van de tenuitvoerlegging te vorderen van het advies van de Vestigingscommissie van 10 april 2006 dat verval adviseert van de aanvraag van de verzoekende partij van 14 april 1998 tot overbrenging van haar officina van Brussel naar Egem-Pittem, en van het besluit van de minister van Volksgezondheid van 28 april 2006 hetwelk deze aanvraag wegens verval definitief verwerpt;

Gezien de nota van de verwerende partij;

Gezien het verslag opgemaakt door auditeur L. VERMEIRE;

Gelet op de kennisgeving van het verslag aan de partijen;

Gelet op de beschikking van 5 september 2006 waarbij de terechtzitting bepaald wordt op 28 september 2006;

Gehoord het verslag van kamervoorzitter M.-R. BRACKE;Gehoord de opmerkingen van advocaat K. SIMAEY, die verschijnt voor de verzoekende partij, en van advocaat T. CLAEYS, die, loco advocaat R.

DEPLA, verschijnt voor de verwerende partij;

Gehoord het eensluidend advies van auditeur L. VERMEIRE;

Gelet op de artikelen 17 en 18 en titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

  1. De rechtspleging

    Overwegende dat in de nota die namens de Vestigingscommissie en de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de minister van Volksgezondheid, werd ingediend, eerstgenoemde commissie in het kader van de bespreking van de ontvankelijkheid van de vordering tot schorsing van haar advies terecht betoogt dat zij een orgaan van actief bestuur is dat advies uitbrengt over aanvragen tot het bekomen van een vergunning en geen rechtspersoonlijkheid heeft, waaruit meteen volgt dat zij geen procespartij kan zijn; dat om die reden het bevoegd lid van het auditoraat de Vestigingscommissie niet als verwerende partij heeft aangeduid, niettegenstaande de verzoekende partij in haar verzoekschrift de Vestigingscommissie als verwerende partij had opgegeven;

  2. De feiten

    Overwegende dat de voor de oplossing van het geschil relevante feiten als volgt kunnen worden weergegeven:

    2.1.

    Krachtens artikel 4, § 3, 1/, eerste lid, van het koninklijk besluit nr.

    78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoe- pen is een voorafgaande vergunning vereist voor de opening, de overbrenging of de fusie van voor het publiek opengestelde apotheken.

    Krachtens artikel 4, § 3, 2/, eerste lid, van dat koninklijk besluit nr.

    78 beslist de minister die de volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, over het toekennen van de vergunning na gemotiveerd advies van een vestigingscommissie.

    De minister neemt volgens het tweede lid van dit artikel 4, § 3, 2/ zijn gemotiveerde beslissing binnen de drie maanden die volgen op het definitief advies. Voor de inwerkingtreding van de wet van 9 juli 2004 houdende diverse bepalingen was in ditartikel 4, § 3, 2/, eerste lid nog bepaald dat tegen dit advies van een vestigingscom- missie beroep kon worden ingesteld bij een commissie van beroep waarvan het advies eveneens gemotiveerd is. Deze beroepsmogelijkheid in artikel 4, § 3, 2/, eerste lid en de bepalingen inzake de samenstelling van de commissie van beroep in artikel 4, § 3, 4/ werden opgeheven door artikel 10 van de wet van 9 juli 2004 houdende diverse bepalingen, artikel dat bij gebreke van andersluidende bepaling in werking trad de tiende dag na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad (op 15 juli 2004).

    Artikel 11 van de wet van 9 juli 2004 bepaalt dat de "aanvragen" ingediend bij de Commissie van Beroep voor de inwerkingtreding van de wet van 9 juli 2004 verder worden behandeld en dat na die datum geen "aanvragen" meer kunnen worden ingediend.

    2.2.

    De verzoekende partij dient op 14 april 1998 een aanvraag in tot vergunning van de overbrenging van haar voor het publiek opengestelde apotheek te 1000 Brussel, Onderrichtstraat 38, naar 8740 Egem, Paardestraat 8. Zij gebruikt daartoe het door artikel 4, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 25 september 1974 betreffende de opening, de overbrenging en de fusie van voor het publiek opengestelde apotheken (hierna: 'koninklijk besluit van 25 september 1974') voorgeschreven formulier en voegt het diploma van apotheker Bouckaert bij, de oprichtingsakte van de b.v.b.a. INPE FARMA en een nota ter verduidelijking van de redenen van de aanvraag met vermelding onder meer van negen nabijgelegen apotheken in Brussel en de verwijzing naar het verzorgen van de dienstverlening in meer afgelegen woonkernen, in casu een afgelegen woonkern met 1500 inwoners in Egem-Pittem met de dichtstbijzijnde apotheek gelegen op 3 km. Er worden geen plannen bijgevoegd en evenmin stukken in verband met de beschikbaarheid van de plaats van vestiging.

    2.3.

    Blijkbaar in antwoord op een vraag van de verzoekende partij deelt de verwerende partij, in een aangetekende brief van 26 mei 2000, volgens de poststempel verzonden op 29 mei 2000, mee dat voor deze aanvraag artikel 6, § 3, van het koninklijk besluit van 25 september 1974 geldt, wat betekent dat er een voorafgaand dossier voor Egem-Pittem is dat voorrang heeft en dat haar dossier bijgevolg dient te wachten op de volledige afhandeling van dat voorafgaand dossier.

    Het gaat hier om het dossier VANTYGHEM.

    In een antwoord van 18 september 2000 vraagt de verzoekende partij wat meer details en informatie zodat zij een planning kan maken aangezien bij het indienen van haar dossier zou zijn meegedeeld dat de lopende aanvraag bij deminister ter ondertekening voorlag en dat het hoogstens 3 maanden in beslag zou nemen om het besluit in dat dossier bekend te maken, terwijl er intussen al 29 maanden verstreken zijn.

    2.4.

    Met een aangetekende brief van 17 februari 2002, volgens de poststempel verzonden op 18 februari 2002, vraagt de verzoekende partij overeen- komstig artikel 4, § 4, van het koninklijk besluit van 25 september 1974 om een wijziging van adres van de hangende aanvraag te verlenen, met name van Paarde- straat 8 te Egem-Pittem naar Paardestraat 6 in dezelfde gemeente.

    2.5.

    Met een aangetekende brief van 13 september 2002 deelt de verzoekende partij mee dat haar maatschappelijke zetel thans gevestigd is te 1000

    Brussel, Onderrichtstraat 38, en niet langer te IJzerenkruisstraat 50, apotheek die zij inmiddels had overgelaten.

    2.6.

    In een brief van haar raadsman van 31 juli 2003 aan de Vestigings- commissie stelt de verzoekende partij deze in gebreke om binnen de maand haar dossier te behandelen evenals de gebeurlijke aanvraag die deze van de verzoekende partij zou voorafgaan, en dat zij betreffende haar aanvraag wenst te worden gehoord.

    In deze brief wordt gewezen op een arrest van 21 december 1999 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat de duur van 5 jaar voor de exploitatievergun- ning aanzag als een schending van de redelijke termijn gewaarborgd in artikel 6.1 van het E.V.R.M.. Met een aangetekende brief van 10 oktober 2003 antwoordt de voorzitter van de Vestigingscommissie dat deze commissie gehouden is aan de bepalingen van de Belgische regelgeving, dat inzake de aanvraag van de verzoekende partij, zoals steeds, de procedure wordt gevolgd zoals voorgeschreven in het koninklijk besluit van 25 september 1974, dat de aanvraag van de verzoekende partij, in toepassing van onder meer artikel 1, § 6, artikel 6, § 3 en artikel 4, § 1, van dat koninklijk besluit niet voor advies aan de Vestigingscommissie voorgelegd kan worden zolang de minister geen beslissing heeft getroffen over vroegere dossiers die op dezelfde omgeving betrekking hebben, en dat er minstens één dergelijk dossier bij de Commissie van Beroep aanhangig is.

    In een brief van 20 december 2003 aan de Vestigingscommissie wijst de raadsman van de verzoekende partij op de onaanvaardbare gang van zaken nu dit eerder dossier sinds 1978 werd ingediend en nog steeds aanhangig is ingevolge een derde-beroep. Tevens wijst hij op de doorwerking van het E.V.R.M. in het Belgisch recht en op het feit dat de procedure van het koninklijk besluit van25 september 1974, die dergelijke beroepen niet meer zou toelaten, niet dient om door rechtsonderhorigen misbruikt te worden om de behandeling van elk later dossier onmogelijk te maken. Er wordt inzage gevraagd in beide dossiers en precieze informatie omtrent de stand van zaken van het dossier en de toepassing van de actuele procedureregels. Op 5 maart 2004 wordt een zelfde brief nogmaals verzonden aan de Vestigingscommissie. In een blijkbaar aangetekende brief van dezelfde datum aan de Commissie van Beroep wordt deze, met verwijzing onder meer naar de redelijke termijn, in gebreke gesteld het dossier VANTYGHEM binnen de maand te behandelen. Tegelijk wordt inzage gevraagd in dat dossier.

    Met een aangetekende brief van 2 april 2004 antwoordt de voorzitter van de Vestigingscommissie dat de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur niet van toepassing is nu de commissie adviseert maar niet beslist, dat de Vestigingscommissie geen inzage heeft gekregen van het dossier van de verzoekende partij en niet met kennis van zaken kan oordelen nu zij geen dossier heeft, dat voor het bekomen van een afschrift van het dossier artikel 9 van het koninklijk besluit van 25 september 1974 geldt en dit nu niet toegepast kan worden nu de commissie niet over het dossier beschikt en ten slotte dat het dossier VANTYGHEM in handen is van de Commissie van Beroep.

    Met een aangetekende brief van 7 april 2004, verzonden op 8 april 2004, antwoordt de voorzitter van de Commissie van Beroep dat voor elk dossier hangende...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT