Décision judiciaire de Raad van State, 5 janvier 2004

Date de Résolution 5 janvier 2004
JuridictionUDN
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE.

A R R E S T nr. 126.823 van 5 januari 2004 in de zaak A. 145.969/XIV-18.245.

In zake :

XXX, die woont te 3140 KEERBERGEN, tegen : de Belgische Staat, vertegenwoordigd door : de minister van Binnenlandse Zaken.

DE Wnd. VOORZITTER VAN DE XIVe KAMER,

Gezien het verzoekschrift dat XXX, van Franse nationaliteit, op 30 december 2003 heeft ingediend om bij uiterst dringende noodzakelijkheid de schorsing van de tenuitvoerlegging te vorderen van het bevel om het grondgebied van het Rijk te verlaten van de minister van Binnenlandse Zaken van 17 december 2003, aan de verzoekende partij ter kennis gebracht op 23 december 2003;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op de artikelen 17 en 18;

Gezien de nota van de verwerende partij;

Gelet op de beschikking van 31 december 2003 waarbij de terechtzitting bepaald wordt op 5 januari 2004 om 11.30 uur;

Gehoord het verslag van staatsraad C. ADAMS;

Gehoord de opmerkingen van advocaat L. ERALY, die verschijnt voor de verzoekende partij en van advocaat E. MATTERNE, die verschijnt voor de minister van Binnenlandse Zaken;

Gehoord het eensluidend advies van eerste auditeur R. VAN DER ELSTRAETEN;

Gelet op titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;Overwegende dat krachtens artikel 17, §§ 1 en 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State slechts tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging kan worden besloten onder de drievoudige voorwaarde dat er uiterst dringende noodzakelijkheid voorhanden is, dat ernstige middelen worden aangevoerd die de vernietiging van de aangevochten akte of verordening kunnen verantwoorden en dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de bestreden akte of verordening een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen;

Overwegende dat, wat de eerste voorwaarde betreft, artikel 8, § 1, eerste lid van het koninklijk besluit van 9 juli 2000 houdende bijzondere procedureregeling inzake geschillen over beslissingen betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen bepaalt dat: "Als de uiterst dringende noodzakelijkheid wordt aangevoerd, bevat de vordering tot schorsing een uiteenzetting van de feiten die de uiterst dringende noodzakelijkheid rechtvaardigen";

Overwegende dat gelet op het zeer uitzonderlijk en zeer ongewoon karakter van de uiterst dringende...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT