Décision judiciaire de Raad van State, 6 février 2003

Date de Résolution 6 février 2003
JuridictionNietigverklaring
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE.

A R R E S T nr. 115.461 van 6 februari 2003 in de zaak A. 46.336/VII-16.066.

In zake :

Ludo KENENS, die woonplaats kiest bij advocaat R. VAES, kantoor houdende te LEOPOLDSBURG,

Ijzerlei 9 tegen : het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV), gevestigd te BRUSSEL,

Tervurenlaan 211.

D E R A A D V A N S T A T E, VIIe K A M E R,

Gezien het verzoekschrift dat Ludo KENENS op 19 maart 1992 heeft ingediend om de vernietiging te vorderen van de beslissing van 18 februari 1992 van de Nederlandstalige Commissie van beroep ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige controle van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, waarbij het de verzekeringsinstellingen wordt verboden tegemoet te komen in de kosten der geneeskundige verstrekkingen van de verzoeker over een periode van zes maanden;

Gelet op het arrest nr. 39.288 van 4 mei 1992 waarbij de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden besluit wordt verworpen;

Gezien de regelmatig gewisselde memories van antwoord en van wederantwoord;

Gezien het verslag opgemaakt door Auditeur R. VANDER ELSTRAETEN;

Gelet op de beschikking van 2 december 1993 die de neerlegging ter griffie van het verslag en van het dossier gelast;

Gelet op de kennisgeving van het verslag aan partijen en gezien de regelmatig gewisselde laatste memories;Gelet op de beschikking van 7 november 2002 waarbij de terechtzitting bepaald wordt op 5 december 2002;

Gehoord het verslag van Staatsraad R. STEVENS;

Gehoord de opmerkingen van advocaat R. VAES, die verschijnt voor de verzoeker, en van Adjunct-adviseur F. NASEN, die verschijnt voor de verwerende partij;

Gehoord het eensluidend advies van Eerste Auditeur R. VAN DER ELSTRAETEN;

Gelet op titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

  1. Feitenuiteenzetting

    Overwegende dat de feitelijke gegevens van de zaak als volgt kunnen worden samengevat :

    1.1.

    De verzoeker is kinesitherapeut sinds 1972. Hij heeft een privé- praktijk en werkt daarnaast in de v.z.w. "MEDISCH CENTRUM".

    1.2.

    Bij een nazicht in verzekeringsinstelling 415 merkt men dat er regelmatig wijzigingen worden aangebracht op de voorschriften inzake kinesitherapie, gevoegd bij de door de verzoeker ondertekende getuigschriften voor verstrekte hulp.

    1.3.

    Nadat tijdens een beperkt gehouden vooronderzoek tal van onregelmatigheden worden vastgesteld, besluit het comité van de dienst voor geneeskundige controle op 2 september 1988 een volledig onderzoek te laten uitvoeren.In verzekeringsinstelling 415 worden de getuigschriften voor verstrekte hulp over de periode van mei 1986 tot november 1988 opgezocht.

    Vierendertig verzekerden, negen voorschrijvende geneesheren en de verbondssecretaris van het liberaal ziekenfonds worden ondervraagd.

    De verzoeker wordt tussen 17 november 1988 en 2 februari 1989 dertien maal verhoord. Twee pro justitia's worden hem toegezonden.

    1.4.

    Na kennisneming van de uitslag van de enquête beslist het comité van de dienst voor geneeskundige controle in zijn zitting van 8 september 1989 het dossier ten laste van de verzoeker naar de beperkte kamer te verwijzen en de feiten ter kennis van het parket te brengen.

    Op basis van het samengesteld dossier worden de verzoeker voor de periode van mei 1986 tot november 1988 volgende inbreuken op de Z.I.V.- reglementering ten laste gelegd : "I. Het wijzigen van voorschriften voor kinesitherapie, zonder medeweten of toestemming van de geneesheer, waardoor meer prestaties aangerekend werden dan oorspronkelijk voorgeschreven.

    11 gevallen met 342 x type 50.531.5 M 17,5 teveel aangerekend.

    II.

    Het aanrekenen van prestaties type 50.531.5 M 17,5 die niet beantwoorden aan de omschrijving ervan in de nomenclatuur.

    7 gevallen met 132 x M 17,5 meestal zonder oefeningen; in 3 gevallen met accupunctuur, al dan niet voorgeschreven.

    1. Het aanrekenen van een te hoog coëfficiëntgetal.

      A.Een hogere M-waarde aangerekend dan het voorschrift verantwoordde :

      6 gevallen met 30 x M 17,5 met alleen electrotherapie 61 x M 17,5 i.p.v. type M 8,5

      17 x M 17,5 i.p.v. type M 12 voor massage + mecanotherapie B.

      Collectieve verstrekkingen aangerekend als individuele prestaties : aan 2 verzekerden die samen prenatale oefeningen volgden, werden 8 x 50.553.6 M 8,5 i.p.v. 50.557.3 M 4,5 aangerekend.

    2. Het aanrekenen van niet-uitgevoerde prestaties.

      A. - 4 gevallen met 71 x M 17,5

      10 x 50.553.6 M 8,5

      B. - 3 gevallen met 33 x M 17,5 dubbel aangerekend.

      V.Onregelmatigheden bij het aanrekenen van reiskosten.

      A. - 130 x 50.999.4 aangerekend voor verzorging ten huize van een schoolgaand kind (art. 9 ter § 1 vraagt dat de medische toestand dit zou vereisen).

      B. - 2 gevallen met 37 x 50.999.4 dubbel aangerekend bij verzekerden verzorgd tijdens eenzelfde huisbezoek.

    3. Het aanrekenen van verstrekkingen verricht door een andere kinesitherapeut.

      5 gevallen met 73 x M 17,5 aangerekend voor prestaties tijdens zijn verlof in is aan de vereiste tijdsduur zoals bepaald in art. 7 par. 1 en par. 9.Voor januari, februari en maart 1987 : gemiddeld 35 uur per maand tekort voor 1.575 prestaties.

      Voor november 1987 tot en met juni 1988 (8 opeenvolgende maanden) : gemiddeld 55 uur per maand tekort voor 4.117 prestaties.

      Op 11 maanden werden dus 5.692 prestaties type 50.531.5 M 17,5 ten onrechte aangerekend.

    4. Andere administratieve tekortkomingen.

  2. Inzake het register :

    Er is o.a. een overlapping van de uren dat hij in het zou werken en in zijn kabinet.

    Verder niet ingevuld per halve dag, ook niet chronologisch.

    Vergelijking met patiëntenfiches en notaboekjes over 1987 en 1988 tonen dat het register opgemaakt werd in funktie van de theoretisch te bereiken tijdsduur voor type 0501 M 17,5.

  3. Geen kennisgeving aan adviserend geneesheer bij behandelingen van langer dan drie maanden.

    Vastgesteld bij 10 verzekerden.

  4. De Conventieregels (art. 7 § 2 en art. 8 § 1 en § 2) inzake derdebetalersregeling werden niet steeds gevolgd : voor verzekerden van de V.I. 415 past hij pseudo-derde betalende toe en worden de uitbetalingen gedaan o.a. door zijn familieleden, werkzaam op de mutualiteiten".

    1.5.

    De verzoeker wordt opgeroepen om op 13 december 1989 voor de beperkte kamer te verschijnen.

    Op zijn verzoek wordt de behandeling uitgesteld tot 7 februari 1990.

    Bij beslissing van 28 februari 1990 legt de beperkte kamer de verzekeringsinstellingen het verbod op tegemoet te komen in de kosten der geneeskundige verstrekkingen welke zullen verleend worden over een periode van vier maanden.

    Deze beslissing rust op volgende motivering : "Betrokkene houdt voor dat zijn rechten werden geschonden doordat : '- de oorsprong tot het vooronderzoek, - de bespreking van het resultaat van het vooronderzoek ter zitting, - de beslissing tot het onderzoek, - het onderzoek zelf, - de mededeling van het onderzoek, - de beslissing van het comité, - de behandeling voor de Beperkte Kamer volledig gebeurden in het kader van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering.

    Concluant is van oordeel dat dezelfde personen en dezelfde organen in de diverse stadia tussenkwamen of de mogelijkheid hadden tussen te komen; dat in het kader hiervan het R.I.Z.I.V. zowel klager, vooronderzoeker, onderzoeker, rechter en tenslotte nog partij is; dat hieruit volgt dat geen onafhankelijke rechtsbedeling is ontstaan en dat art. 6 van het E.V.R.M. werd geschonden'.

    Betrokkene kan in deze stelling niet bijgetreden worden. Het onderzoek is ingesteld bij toepassing van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling enorganisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, luidens dewelke de Beperkte Kamer bevoegd is de verzekeringsinstellingen verbod tot tegemoetkoming in de kosten der geneeskundige verstrekkingen op te leggen, hetgeen het opleggen van administratieve sankties inhoudt en niet het uitspraak doen omtrent burgerlijke of strafrechtelijke geschillen.

    Hieruit volgt dat art. 6 van het E.V.R.M. ter zake niet van toepassing is.

    Deelname aan de zitting en beraadslaging door dezelfde organen en personen in verschillende stadia is niet in strijd met het E.V.R.M.

    Zonder succes voert betrokkene de schending van het beroepsgeheim aan nu vaststaat dat hij zich dient te verantwoorden voor een reeks van zeer belangrijke administratieve tekortkomingen, waarbij hij in de gelegenheid diende gesteld te worden te antwoorden op al de door de administratie tegen hem aangevoerde bewijselementen, welke alle in het kader van de wettelijke bevoegdheden en op objectieve wijze werden verzameld.

    Nu blijkt dat het een bestuurlijke aangelegenheid betreft, is de Beperkte Kamer niet gehouden de uitslag van het gerechtelijk onderzoek af te wachten alvorens te statueren, indien zij meent dat -zoals ten deze- het gevoerde onderzoek volledig is; geen enkele wettelijke beschikking legt de Beperkte Kamer dergelijke verplichting op.

    De Beperkte Kamer stelt vast dat de feiten onder tenlastelegging nr. VIII. 1 sedert 22 juni 1987 onder de specifieke beoordelingsbevoegdheid vallen van de Leidend Ambtenaar van de Dienst voor administratieve controle, in toepassing van het Koninklijk Besluit van 4 juni 1987 tot vaststelling van de regelen inzake het bijhouden van een verstrekkingenregister door de kinesitherapeuten en de verpleegkundigen en tot bepaling van de administratieve geldboetes in geval van inbreuk op deze voorschriften, zoals gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 3 augustus 1987.

    Het geval 11.5 (PENNY Jens) wordt na onderzoek ter zitting bij ontstentenis van voldoende bewijs niet aangehouden.

    Al de overige tenlasteleggingen zijn ten volle bewezen door de stukken van het dossier en de behandeling van de zaak ter zitting.

    De feiten, zoals hierboven aangehouden, maken inbreuken uit op de wets- en verordeningsbepalingen inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, namelijk op art. 37 ter van de wet van 9 augustus 1963 tot...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT